Hi, en welkom bij alweer nr 20 in de serie over mijn Soul Searching traject. Vandaag de vraag: ‘wie ben ik?’ Mijn generatiegenoten hebben nu waarschijnlijk een melodietje in hun hoofd. Indien dit niet het geval is, check dan even dit korte filmpje:
Voor zover de gekkigheid, laten we ter zake komen. Ik heb al eerder geschreven over de filosofie (zienswijze?) non-dualiteit, en iets over de werking van het menselijk brein. In de afgelopen anderhalf jaar heb ik daaraan overgehouden dat ik me langzaam minder identificeer met mijn gedachten. De gedachte ‘ik ben blij’ is aan het veranderen in de observatie ‘ik ervaar blijdschap’. Het lijkt een semantisch verschil, maar voor mij is het toch essentieel.
Het verwoordt namelijk het idee dat ‘ik’ voor mij iets anders is dan mijn lichaam, gedachtes, of gevoelens. Ik wil het niet te filosofisch maken, want dat is niet waarom ik dit schrijf. Deze switch naar ‘observator’ heeft me namelijk doen realiseren dat ik eigenlijk niet zo lekker omga met gedachten en gevoelens. Vaak ben ik het niet eens met gedachten, en ga ik er de strijd mee aan. Of een negatief gevoel leidt onmiddellijk tot weerstand: dit is niet prettig, en het moet weg.
En volgens mij is het juist de weerstand en strijd die gevoelens en gedachten in stand houden. Het is een beetje zoals met die roze olifant: als je het noemt, kun je er eigenlijk niet meer niet aan denken. De aandacht blijft erop gevestigd. Op deze manier nemen gedachten en gevoelens proporties aan die eigenlijk onnodig zijn. Een mens genereert duizenden gedachten per dag: veel ervan is ruis, en wil ik eigenlijk negeren.
Verder is deze weerstand jegens gedachten en gevoelens niet terecht. Wie ben ik om te bepalen dat mijn lichaam die niet mag genereren. Het is gewoon zo, want mijn systeem zit nu eenmaal zo in elkaar. Gevoelens en gedachten verdienen de ruimte om ervaren te worden zonder oordeel – ‘met liefde en respect’.
In de praktijk is dit allemaal niet zo makkelijk. Vaak word ik nog steeds ondergedompeld in gevoelens en gedachten, en ga ik vanzelf in de weerstand. Het duurt dan even voordat ‘ik’ (de observator) weer aanwezig is om het liefdevol gadeslaan in gang te zetten. Andersom komt ook vaak voor: dan heb ik niet in de gaten dat er gevoelens zijn en ga ik gewoon verder waar ik mee bezig was. Pas later komt dan de realisatie dat er iets is ‘blijven hangen’, en dan is het eigenlijk al te laat om op een goede manier iets met die gevoelens te doen.
Misschien moet ik dat laatste even toelichten met een voorbeeld: een paar weken zei iemand iets beledigends tegen mij, en ik signaleerde dat zeer beperkt. Ik begon onmiddelijk met ‘de goede vrede bewaren’ – en vergat de belediging. Pas later checkte ik lichamelijk bij mezelf in, omdat ik me bewust werd dat er iets aan frustratie was blijven hangen. Toen kon ik er eigenlijk niets meer mee.
Mocht je dit soort ideeen interessant vinden, dan kan ik je van harte aanraden om eens wat podcasts of interviews met Jan Geurtz te beluisteren. Hij kan hier helder over vertellen. Probeer bijvoorbeeld deze (deel 1 en deel 2), of deze afleveringen.
Ten tijde van het schrijven van deze blog ben ik rustig aan het solliciteren, zoekend naar een volgende uitdaging. Daar loop ik dus best hard aan tegen het omgaan met gedachten en gevoelens. Mijn systeem heeft namelijk allerlei ideeen opgeslagen die zich uiten als gedachten en gevoelens. Denk aan: “Ik moet Data Scientist zijn”, “Ik moet moeilijke dingen doen”, “Ik moet met de nieuwste technologie werken”, “Marietje is slimmer dan ik”, “Ik ben niet slim genoeg”, etc. Dit soort gedachten zijn menselijk overigens, maar in mijn sabbatical merk ik toch dat ik teveel denktijd heb om ruimte te bieden aan dit soort gedachten.
Het biedt wel een mooie oefening in het omgaan met deze gedachten. Neem bijvoorbeeld de gedachte “Ik moet Data Scientist zijn”. Er heeft blijkbaar iets van identificatie plaatsgevonden met het woord ‘Data Science’: het is nu iets dat ik ben, in plaats van iets dat ik doe. En tsja, als dan in de loop der tijd de invulling van de rol ‘Data Scientist’ verandert, dan zit ik dus opeens vast aan een identificatie die niet meer bij me past. Een stukje identititeit valt om. Identificatie met iets buiten jezelf is geen goed idee.
Het observeren helpt me dus de identificatie te realiseren, en er minder waarde aan te hechten. Dat laat dan wel een gat over: wie ben ik dan eigenlijk wel? Nou, ik kan daar rationeel wel e.e.a. over zeggen, maar het is intern nog niet echt beklijft. In ieder geval geeft het jou als lezer wellicht wat extra context m.b.t. de reden waarom ik ooit in dingen als ‘kernwaarden’ en ‘drijfveren’ ben gedoken.
Overigens leidt het observeren van gedachten niet tot het verdwijnen ervan. Alleen de impact is minder. Ondanks de oproep (?) uit non-dualiteit om niet te vechten tegen gedachten, zou ik toch wel wat willen werken aan die beperkende overtuigingen van me. Het is redelijk vermoeiend om dat overactieve brein van mij zijn gang te laten gaan 😉 Tsjemig, ik heb nooit geweten dat psychologie en filosofie zo verwarrend en vermoeiend kunnen zijn!
Zoals altijd schrijf ik deze blog met een minimum aan edits en voorbereiding. Het is een eerlijke geheugendump, inclusief de rommel. Achteraf gezien lopen in deze editie de concepten ‘gedachten’ en ‘gevoelens’ flink door elkaar, en is niet alles op beide toepasbaar. Nou ja, het hoort erbij. Mocht je nou ook nadenken over dit soort gekkigheid, neem dan vooral even contact op via LinkedIn. Ik praat graag over dit soort dingen, dus voel je vrij om te linken. Tot de volgende keer maar weer! (Melodietje in je hoofd?)